Wat zijn antistollingsmiddelen?

Wat zijn antistollingsmiddelen?
Sommige mensen lopen een hoger risico om bloedklonters te vormen, zoals patiënten die lang stil moeten liggen na een operatie, patiënten met een stent of bij voorkamerfibrillatie. Die klonters kunnen dan afbreken, vrijkomen en een bloedvat afsluiten ter hoogte van de hersenen, het hart, de benen of de longen. Al dan niet met onherstelbare schade. 
 
Bloedverdunners (of antistollingsmiddelen) worden gebruikt om de vorming van bloedklonters tegen te gaan. Ze maken het bloed niet écht dunner, maar vertragen de snelheid waarmee het bloed dikker wordt. Er zijn heel wat antistollingsmiddelen, met een verschillende werking. Ze bieden bescherming in heel specifieke situaties en je kan ze dus niet zomaar met elkaar verwisselen. 
Afhankelijk van welk geneesmiddel je inneemt, zijn er ook praktische verschillen. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat je elke dag een andere hoeveelheid moet innemen (een hele, halve of kwart tablet). Je moet ook geregeld op controle bij de arts om de bloedstollingstijd (of INR-waarde) te laten bepalen. Op basis daarvan kan de arts de dosering elke keer opnieuw bijstellen. De nieuwere bloedverdunners zijn geneesmiddelen die in een vast schema worden genomen (1 of 2 keer per dag 1 volledige tablet) en niet opgevolgd moeten worden met een bloedafname. Bij mensen met een verminderde nierfunctie, kan het voorkomen dat de dosis verlaagd moet worden. 
De inspuitbare antistollingsmiddelen dien je loodrecht te injecteren in het buikvet. Meestal is dit eenmaal per dag. In principe kan je dit zelf, maar lukt dit moeilijk of durf je niet goed, dan kan je een verpleegkundige vragen om deze te laten zetten. 
 
Meest voorkomende bloedverdunners

  • Bloedverdunners waarbij geregeld een bloedstollingstest moet gebeuren.Ze verminderen het risico op een bloedklonter ter hoogte van de hersenen, de longen of het been (Marcoumar, Marevan, Sintrom).
  • De nieuwere bloedverdunners waarbij geen bloedstollingstest moet gebeuren. Ze verminderen eveneens het risico op een bloedklonter ter hoogte van de hersenen, de longen of het been (Eliquis, Xarelto, Lixiana, Pradaxa)
  • Bloedverdunners die je moet inspuiten, worden gebruikt om het risico op een bloedklonter te verminderen ter hoogte van het been of de longen (Clexane, Innohep, Fraxodi, Fraxiparine).
  • Bloedverdunners die inwerken op bloedplaatjes verminderen zo het risico op een hartaanval (aspirine of acetylsalicylzuur (CardioAspirine, Asaflow, ASA EG), Clopidogrel (Plavix) en ticagrelor (Brilique)
Welke bijwerkingen zijn er?

De belangrijkste bijwerking van bloedverdunners is, geheel logisch, een bloeding. Meestal is dit onschuldig, zoals een neusbloeding, bloedend tandvlees of blauwe plekken. In sommige gevallen kan dit een maagbloeding of een bloeding ter hoogte van de hersenen veroorzaken. Twijfel je of heb je geregeld last van bloedingen, contacteer dan zeker je arts of apotheker. Wees ook extra voorzichtig bij activiteiten die een bloedingsrisico inhouden (contactsporten, werken met scherpe messen, scheren...).

 

Waar moet ik verder nog op letten?
 
Net zoals alle geneesmiddelen kunnen ook de bloedverdunners interacties vertonen met andere geneesmiddelen (bv. ontstekingsremmers zoals ibuprofen of diclofenac). Hierdoor kan het risico op een bloeding stijgen. Ook voeding (zoals broccoli) kan een invloed hebben op de werking van bepaalde geneesmiddelen. Breng daarom steeds je (huis)arts, huisapotheker en tandarts op de hoogte van de medicatie die je inneemt. Zij kunnen best inschatten of je de medicatie mag combineren.
Moet je een kleine ingreep (bv. bij de tandarts) of operatie (biopsie of prothese) ondergaan? Dan kan het zijn dat je de medicatie tijdelijk moet onderbreken. Of en hoelang je de bloedverdunner dient te onderbreken hangt af van de ingreep, maar ook van het geneesmiddel. Zeg daarom steeds aan de arts die je zal behandelen welke geneesmiddelen je inneemt. Je kan bij je huisapotheker steeds je medicatieschema opvragen.
Bloedverdunners zijn zoals alle geneesmiddelen geen snoepjes en worden zorgvuldig voorgeschreven door de arts. Die maakt steeds een afweging tussen de voordelen en de bijwerkingen. Zo zijn er niet alleen algemene aandachtspunten (risico op bloedingen of het tijdelijk onderbreken bij operaties), maar ook individuele (opvolging, injectietechniek, interacties...). Afhankelijk van de reden, zal je bloedverdunners tijdelijk (bv. bij clopidogrel bij een stent of heparines na een operatie) of levenslang (bv. aspirine, Vitamine K antagonisten of een DOAC,direct werkende orale anticoagulantia) moeten innemen.

Wie bloedverdunners neemt, gebruikt meestal ook andere geneesmiddelen voor hart en bloedvaten. Therapietrouw aan bloedverdunners is belangrijk. Om de therapie te doen slagen, moeten ook de andere geneesmiddelen trouw gebruikt worden. Onderzoek wijst uit dat na één jaar tot 50% van de patiënten therapieontrouw wordt wat cardiovasculaire geneesmiddelen betreft. Bloedverdunners moeten dus gesitueerd worden in een ruimer kader. 

 

Ons advies

Ondervind je moeilijkheden om je medicatie consequent in te nemen, vraag dan zeker ons advies in de apotheek of klik hier
We geven je graag enkele tips hoe je je therapietrouw kan verbeteren.
 
Bron: Geneesmiddelenwijzer 115 '' (D/2020/3286/06) - Redact